Van de Vos en de hond(en)

Op een warme lentedag wordt Makelaardij Vos gebeld door mevrouw Verkerk. Zij en haar man hebben na lang wikken en wegen besloten hun riante woonboerderij te verkopen, om daarna de stap naar een ruime seniorenflat te maken. Aan Vos wordt gevraagd of hij hen daarbij wil

begeleiden. Een dag later al zit Vos op de koffie bij de heer en mevrouw Verkerk en brengt hij hun huidige woning en hun woonwensen in kaart.

Vos constateert dat er behoefte is aan een ruime seniorenflat gelet op de grote inboedel van de Verkerks en niet te vergeten de twee zeer levendige Duitse herders die in en om het huis lopen. Twee weken later staat de woonboerderij van de Verkerks te koop en binnen een maand raakt deze al verkocht. Daarmee is de eerste stap gezet. Voor de aankoop van de seniorenflat heeft Vos een paar goede opties. Deze bespreekt hij met zijn klanten en nog dezelfde week maakt hij twee afspraken voor bezichtigingen.

Eind juli gaat Vos met de heer en mevrouw Verkerk op pad. De eerste flat die zij bezoeken is gelegen aan de rand van een sfeervol duindorp. De woning is ruim, goed onderhouden en lijkt op het oog een passende woning. Vos is alleen niet helemaal gerust op de kleine sticker rechtsonder op de deur van het trappenhuis van de flat die duidelijk maakt dat honden verboden zijn. “Dat zal zo’n vaart toch niet lopen?” vraagt de heer Verkerk nerveus? De tweede woning die wordt bezocht is ook passend, maar de vraagprijs is naar de mening van Vos te hoog.

Na overleg met zijn klanten neemt Vos contact op met de verkopende makelaar van de eerste woning. Hij vraag onder andere een kopie op van de relevante stukken van de Vereniging van Eigenaren.

In het huishoudelijk reglement dat Vos ontvangt leest hij in artikel 5:

“Eigenaars en gebruikers zijn, tenzij zij daartoe van de administrateur schriftelijk toestemming hebben

verkregen en met kennisgeving aan de voorzitter en bestuur uit eigenaars, niet bevoegd (…) in de

appartementen en bergingen dieren te houden die voor omwonenden overlast te veroorzaken.”

Vos belt direct zijn klanten op en deelt hen mee dat hier zoals verwacht een mogelijk probleem in schuilt. Want wie bepaalt wanneer er sprake is van overlast?

Omdat Vos wil voorkomen dat de Verkerks al direct bij de eventuele nieuwe start in een vervelende discussie met hun buren terecht komen, neemt hij na doorverwijzing van de verkopende makelaar, contact op met de voorzitter van de VvE en doet navraag. Vos vraagt de voorzitster of haar bekend is hoe de bewoners aankijken tegen de aanwezigheid van honden. Moet hij uit de sticker op het raam van het trappenhuis opmaken dat honden niet zijn gewenst en er dus naar verwachting weinig tolerantie is? De voorzitster begrijpt de vraag en geeft aan dat die vraag vaker is gesteld door aankopende makelaars. Het verbod ziet echter uitsluitend op honden van bezoekers van de bewoners. De bewoners zelf staat het vrij om honden te houden, zo lang deze maar niet voor overlast zorgen. De Verkerks mogen ervan uitgaan dat er zeker begrip zal zijn voor de normale levendigheid die hoort bij honden.

Het bericht van de voorzitster zorgt voor opluchting bij de heer en mevrouw Verkerk. Vos wil echter geen genoegen nemen met de mondelinge toezegging van de VvE en hij vraagt – ondanks dat de honden van de Verkerks niet voor overlast zullen zorgen – haar in overleg met de administrateur van de VvE een en ander op papier te zetten. Al een dag later heeft Vos het bevestigde mailtje in zijn mailbox. Voor de Verkerks is dat bericht alle reden om de onderhandelingen te starten en niet veel later sluiten zij de koopovereenkomst en vindt de levering van de woning plaats.

Wat schetst de verbazing van de Verkerks als na ruim een week woonplezier er een boze brief van een flatbewoner in de brievenbus ligt waarin de Verkerks erop worden gewezen dat honden verboden zijn in de flat? In lichte paniek belt de heer Verkerk Vos op en legt het probleem voor. Vos neemt daarop direct contact op met de voorzitster van de VvE en vraagt hoe dit kan gebeuren. De voorzitster van de VvE vraagt aan Vos wie de afzender van de brief is. Bij het horen van zijn naam, laat zij weten dat deze flatgenoot een notoire hondenhater is, die elke nieuwe bewoner met honden probeert te intimideren. Zij was helemaal vergeten dit aan Vos mee te delen. Zij voegt daar echter aan toe dat de Verkerks zich niets hoeven aan te trekken van de boze flatgenoot. Verder zal zij ervoor zorgen dat deze er nogmaals wordt herinnerd dat het houden van honden is toegestaan, en dat zij dit namens de VvE ook schriftelijk heeft bevestigd. Omdat niet iedere voorzitter zo correct handelt, is het aan te bevelen om net als Vos een bevestiging van de toezegging op schrift te hebben.

Inmiddels wonen de heer en mevrouw Verkerk alweer bijna een jaar in de woning. Van strubbelingen met medebewoners over het houden van honden is gelukkig niets meer gebleken.